Eiswijziging door appellante in hoger beroep
In hoger beroep kan een appellante haar eis of de gronden daarvan wijzigen. De geïntimeerde heeft geprobeerd de eiswijziging van een appellante buiten beschouwing te laten en heeft daartoe diverse argumenten aangedragen. Dit resulteerde in een arrest van het Hof Leeuwarden van 27 september 2016.
De wettelijke regeling
Op grond van art. 130 lid 1 Rv juncto art. 353 lid 1 Rv komt aan een appellant de bevoegdheid toe haar eis of de gronden daarvan te wijzigen. Het Hof oordeelt dat de toelaatbaarheid, zo nodig ambtshalve, mede moet worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De grenzen van het toelaatbare worden echter overschreden indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
De beperkingen van een eiswijziging
De bevoegdheid om de eis of de gronden daarvan te wijzigen is in hoger beroep in die zin beperkt, dat de eiswijziging niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden. Dit geldt ook als eiswijziging slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijke eisende partij is gesteld. Op deze “in beginsel strakke regel” kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. In alle gevallen geldt dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde. Daarbij verwijst het Hof onder andere naar de uitspraken van de Hoge Raad (zie uitspraken: HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959, HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771 en HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7064).
Argument 1: vertraging van een procedure
Volgens het Hof voldoet de eiswijziging aan de vermelde “in beginsel strakke regel”, omdat de appellante de eiswijziging zowel in haar appeldagvaarding als in haar memorie van grieven, tevens wijziging (vermeerdering) van eis in reconventie, heeft opgenomen en in laatstgenoemd processtuk heeft toegelicht. Het Hof oordeelt dat het geding in hoger beroep in zoverre dan ook niet vertraagd wordt door de eiswijziging.
Argument 2: in strijd met de goede procesorde
Vervolgens oordeelt het Hof dat hoger beroep de appellerende partij mede gelegenheid biedt voor het verbeteren en aanvullen van hetgeen deze zelf bij de procesvoering in eerste aanleg heeft gedaan of nagelaten. Gelet op deze maatstaf levert de eiswijziging in hoger beroep geen strijd op met de goede procesorde. Daar komt bij dat de appellante niet gehouden is een goede verklaring te geven waarom zij haar vordering pas in hoger beroep instelt. Zelfs indien de eiswijziging zou betekenen dat de appellante in hoger beroep een standpunt inneemt dat haaks staat op hetgeen zij in eerste aanleg heeft bepleit, is dit toegestaan (zie: HR 8 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8895).
Argument 3: uitbreiding partijdebat
Het Hof oordeelt dat van een ontoelaatbare uitbreiding van het partijdebat als gevolg van de eiswijziging geen sprake is. Vaststaat dat de vordering waartoe de eiswijziging ziet, ook in eerste aanleg een prominent onderdeel van het partijdebat was.
Argument 4: ontneming feitelijke instantie
Het is inherent aan het wettelijk stelsel dat op de gewijzigde eis slechts door het Hof als feitelijke instantie recht wordt gedaan. Het gemis van een feitelijke instantie is op zichzelf dan ook niet doorslaggevend. De argumenten van de geïntimeerde boden dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de geïntimeerde zich tegen de gewijzigde vordering niet adequaat zal kunnen verweren. Het Hof oordeelt verder dat de geïntimeerde een memorie van antwoord in kan dienen, wat betekent dat de geïntimeerde wel degelijk voldoende tijd krijgt om op de eiswijziging en ook op alle stellingen te reageren.