Dirk van den Berg in Pompshop: De Paal – Dappere CODO
De Paal – Dappere CODO
1 februari 2021, door Dirk van den Berg
Wie procedeert tot aan de Hoge Raad krijgt niet alleen een oordeel van deze hoogste rechter, maar ook een advies van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. Het is een advies aan de Hoge Raad. De Hoge Raad hoeft dat advies, conclusie genaamd, niet te volgen, maar doet dat in de meeste gevallen wel.
In de eerste week van dit jaar verschenen er op rechtspraak.nl twee van deze conclusies in de cassatieberoepen die de exploitant van het rijkswegstation De Paal (bij het plaatsje Wilp) heeft ingesteld tegen twee uitspraken van de gerechtshoven Den Haag en Den Bosch. De exploitant, DPW, een zogenaamde toegewezen exploitant exploiteerde het station op basis van het “standaard exploitatiecontract” voor toegewezen exploitanten, en ontving op de brandstoffen de voor het laatst in de jaren ’80 van de vorige eeuw aangepaste standaard kortingen (ook wel Bovag-marge genoemd) van € 4,83 per 100 liter op de adviesprijs voor benzines en van € 3,52 op de adviesprijs voor diesel.
Het was DPW een doorn in het oog dat DODO-tankstations aanmerkelijk betere inkooprijzen kregen. DPW heeft daarom haar verhuurder en leverancier Esso gedagvaard om de kortingen te verkrijgen die Esso aan DODO-tankstations verstrekte. Nadat DPW in 2016 bij de Hoge Raad de procedure verloor waarin zij rechtstreeks deze marges claimde, is zij in 2017 een nieuwe procedure begonnen, en voor de periode vanaf 2012 ook tegen haar nieuwe leverancier/verhuurder Total, die de veiling van De Paal in 2011 had gewonnen.
In deze procedures heeft DPW haar vorderingen gebaseerd op de weigering van deze leveranciers om in onderhandeling te treden en zo samen de prijs voor de te leveren brandstoffen te bepalen. Door niet te onderhandelen, maar in plaats daarvan zelf de prijzen vast te stellen, hebben zij volgens DPW wanprestatie gepleegd (want in strijd gehandeld met de goede trouw) of zelfs onrechtmatig gehandeld, waardoor DPW schade heeft geleden. DPW meent dat de oliemaatschappijen haar deze schade moeten vergoeden, waarna DPW in de positie zou komen waarin zij had verkeerd als zij met de oliemaatschappijen wel in goed overleg tot een passende had kunnen komen.
Zowel de rechtbanken in Breda en Den Haag als in hoger beroep de gerechtshoven volgen DPW niet in deze redenering. Uit het standaard exploitatiecontract volgt immers niet dat er onderhandeld moet worden: de “handelaarsprijzen” waartegen de oliemaatschappijen de toegewezen exploitanten moeten beleveren zijn de prijzen waartegen zij ook de (gewone) CODO-exploitanten leveren. Ook de Advocaat-Generaal volgt DPW niet, en adviseert de Hoge Raad om de vorderingen af te wijzen. Ik verwacht dat dat ook zal gebeuren.
Maar het is volkomen terecht dat DPW zich heeft beklaagd over haar leveringscondities. Tot in de jaren ’90 werden deze jaarlijks besproken en zo nodig aangepast in een gezamenlijk overleg tussen het Ministerie van Economische Zaken, de Bovag en de oliemaatschappijen, zodat de exploitanten daaruit hun kosten konden dekken en een redelijk inkomen konden kunnen genereren, vandaar de naam Bovag-marge. In het begin van de jaren ’90 is hieraan een einde gekomen onder invloed van het mededingingsrecht. Sinds 1987 is de Bovag-marge niet meer aangepast of geïndexeerd.
Intussen hebben de oliemaatschappijen hun marge (de groothandelsmarge) behoorlijk weten op te rekken. In 1987 waren de marges voor beide partijen nog ongeveer even groot. In 2015 was de marge van de oliemaatschappijen al drie maal zo groot als die van de CODO-exploitant, en in de coronacrisis hebben zij deze verder weten te verhogen. DODO’s konden wél onderhandelen (zij kunnen immers om de vijf jaar van leverancier wisselen), en hebben wel een goede marge weten te behouden. CODO-exploitanten verdienen al lange tijd niets meer aan de brandstoffen en moeten het hebben van hun shopverkopen. Zij sterven daardoor gestaag uit.
Op grond van deze totaal uit de hand gelopen verhoudingen zie ik wel mogelijkheden voor een vordering tot aanpassing van de contractsvoorwaarden voor DODO’s op grond van onvoorziene, gewijzigde, omstandigheden. De lat daarvoor ligt hoog: het moet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn om de exploitanten aan de overeengekomen voorwaarden te houden. Dat punt is naar mijn idee bereikt. Welke dappere CODO durft dit aan?
Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.