Dirk van den Berg in Pompshop: Fysiek feestje
Het was feestelijk. Afgelopen maandag mocht ik na twee maanden eindelijk weer naar de rechtbank voor een ‘fysieke’ zitting, een kort geding. Misschien had de rechtbank hiervoor gekozen vanwege de logistieke complexiteit: er waren twee eisers (met verschillende advocaten), die ieder afwijkende vorderingen hadden tegen twee koppels gedaagden (een echtpaar en een aannemer en zijn B.V.). Voor de gedaagden had zich nog geen advocaat gemeld. Het zou knap lastig zijn geweest om via Skype, Teams, Meet of Zoom (HouseParty wordt in zakelijke omgevingen eigenlijk niet gebruikt) niet alleen oog te houden op de rechter maar ook op de twee wederpartijen en mijn ‘medepartij’. En maar hopen dat de verbinding niet zou uitvallen.
Maar gelukkig niets van dat alles dus. Na een binnen de rechtbank uitgezette eenrichtingsroute kon ik mij melden bij een balie die inmiddels was voorzien van plexiglas kuchscherm. Zowaar bleek daar ook een advocaat voor het gedaagde echtpaar aanwezig te zijn. Van de medewerkster achter de balie (nog altijd ‘bode’ genoemd) kregen we instructies waar straks in de rechtszaal op gepaste afstand van elkaar te gaan zitten.
De rechtszaal was ongeveer 10 bij 10 meter. Aan de ene kant van de zaal zaten de rechter en de griffier op een verhoging. Daar tegenover waren van links naar rechts met ruim 1,5 meter afstand voor de advocaten drie tafels met daarbij een stoel neergezet. Daar achter (ook weer ruim 1,5 meter verder) stonden stoelen voor de cliënten. Normaal zit een cliënt naast zijn advocaat, nu dus een paar meter daar achter. Het was allemaal even wennen, maar veel beter dan via een beeldverbinding.
De vordering van mijn cliënte en de medepartij betrof een bouwstop. De gedaagden waren de eigenaren van het huis tussen de panden van de beide eisers in. Zij waren zonder toestemming van hun buren begonnen met het herstel van de (volgens hen) slechte fundering van de gemeenschappelijke bouwmuren. De wet (artikel 67 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek) is er duidelijk over dat dergelijke werkzaamheden alleen mogen plaatsvinden met toestemming van de mede-eigenaren. Volgens de gedaagden was mijn cliënte van alles op de hoogte, en konden zij dus hun gang gaan.
Nadat alle partijen hun zegje hadden gedaan en de rechter enkele kritische vragen had gesteld, was het haar duidelijk dat het echtpaar de benodigde toestemming niet had. De rechter was er dan ook niet van gecharmeerd dat de aannemer al met de werkzaamheden was begonnen, en al helemaal niet van de omstandigheid dat er was doorgewerkt nadat ik zowel de eigenaren als de aannemer een aangetekende brief had gestuurd waarin ik hen had gesommeerd met de werkzaamheden te stoppen totdat een door partijen gezamenlijk aan te wijzen onafhankelijke deskundige zou hebben geadviseerd over de vraag of en zo ja hoe de werkzaamheden zouden kunnen worden verricht zonder schade toe te brengen aan de belendende panden.
Zonder dat zij een vonnis hoefde te wijzen dwong de rechter van de gedaagden de toezegging af dat zij niet verder zouden bouwen totdat de gezamenlijk te benoemen deskundige zijn ei zou hebben gelegd over de vraag of de fundering van de gemeenschappelijke muur zo slecht is dat deze opnieuw moet worden gefundeerd, en zo ja, hoe. Met de zitting was het doel – de bouwstop – bereikt, en er hoeft alleen een vonnis te worden gewezen als de partijen er onderling (opnieuw) niet uitkomen.
Terugkijkend op deze zitting en de weg daarnaartoe prijs ik mij gelukkig met mijn benzinestations-praktijk, waarin ik meestal te maken heb met grote wederpartijen die zich (te) uitgebreid juridisch laten adviseren voordat zij tot daden overgaan, en maar weinig met – niet door juridische kennis gehinderde – particulieren.
Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.