Dirk van den Berg in Pompshop: Hoeveel magere jaren nog?
Gisteren bij het lezen van de brief van de wederpartij realiseerde ik het mij: dit is mijn langst lopende dossier. Ik opende het zeven jaar geleden, in de zomer van 2012. Een tankstationhouder wilde een second opinion. Hij had twee korte gedingen achter de rug, en was ook twee keer veroordeeld. Er waren aan die veroordelingen ook stevige dwangsommen verbonden. Hij vroeg zich af of zijn (niet in huurrecht gespecialiseerde) advocaat het wel goed deed.
Het ging om een locatie voor een nieuw onbemand tankstation. Het zou zijn tweede station worden. Hij had sinds 2007 een koopoptie op een stuk grond, en had vervolgens een huurovereenkomst met een landelijk opererende oliemaatschappij getekend. Die zou op de grond een tankstation mogen bouwen en exploiteren, nadat mijn (nieuwe) cliënt zijn optierecht zou hebben uitgeoefend. Toen kwam de kredietcrisis. De bank wilde het voor de aankoop benodigde bedrag niet meer lenen, dus kon mijn client de grond niet aankopen. Van de oliemaatschappij hoorde hij ook niets meer.
Na enige tijd (het was inmiddels 2011) kwam de tankstationhouder in contact met een regionale exploitant van onbemande tankstations. Die wilde het tankstation wel samen met hem realiseren. De tankstationhouder zag dat wel zitten, maar herinnerde zich de overeenkomst met de oliemaatschappij. Omdat de nieuwe partij de zekerheid wilde dat er geen problemen met de oliemaatschappij zouden ontstaan, drong die erop aan dat de tankstationhouder juridisch advies zou inwinnen. Dat deed hij, bij een lokale advocaat die bij hem wel eens een auto had gekocht.
De advocaat gaf aan dat de huurovereenkomst te vaag was om door de oliemaatschappij te worden afgedwongen, zodat hij vrij was om met de nieuwe partij in zee te gaan. De advocaat bevestigde dit nog aan de accountant van de tankstationhouder en aan de nieuwe partij. Ze richtten eerst een gezamenlijke vennootschap op. Die heeft vervolgens de grond aangekocht en verhuurd aan de regionale exploitant.
De bouw was nog niet aangevangen, of de oliemaatschappij meldde zich met de eis de bouwwerkzaamheden te staken en het perceel aan haar ter beschikking te stellen. De advocaat bleef bij zijn advies, en het eerste kort geding volgde: ondanks zijn verweer dat hij inmiddels met een andere partij in zee was gegaan, werd de tankstationhouder veroordeeld om de overeenkomst met de oliemaatschappij na te komen op straffe van een dwangsom van € 75.000,–. De bouw (door de exploitant) werd echter voortgezet, zodat een tweede kort geding volgde. Ook daarin werd de tankstationhouder veroordeeld, deze keer om de bouwwerkzaamheden te staken, op straffe van een (nog hogere) dwangsom.
Ik heb – samen met een kantoorgenote – de behandeling van de hoger beroepen tegen de twee vonnissen op mij genomen. Aan de eerste uitspraak hebben we niets meer kunnen veranderen. Ook het gerechtshof oordeelde dat de tankstationhouder de huurovereenkomst met de oliemaatschappij had moeten nakomen. De dwangsom van € 75.000,– was daarmee definitief verschuldigd. Het tweede vonnis is wel vernietigd, omdat wij het hof duidelijk konden maken dat niet de tankstationhouder, maar een derde de bouwwerkzaamheden verrichte. Met de oliemaatschappij is vervolgens een schikking getroffen over een (in termijnen) te betalen schadevergoeding. De inkomsten van de tankstationhouder worden hierdoor volledig afgeroomd.
Het hoger beroep van een kort geding gaat niet snel. Het gerechtshof deed de uitspraken in augustus 2016, dus pas na vier jaar. Omdat nu duidelijk was dat het advies van de eerdere advocaat grote schade had veroorzaakt, sprak ik de advocaat – die ik al eerder pro forma aansprakelijk had gesteld – op de schade aan. Deze bleek echter juist overleden en zijn verzekeringsmaatschappij schakelde een advocaat in. Sinds het voorjaar van 2017 ben ik met deze advocaat (die zowel ontkent dat de overleden advocaat een advies heeft gegeven als dat dit advies enige schade heeft veroorzaakt, en nog veel meer) in onderhandeling over een schadevergoeding. De verzekeraar wil slechts een zeer geringe vergoeding betalen, waarmee de tankstationhouder niet is geholpen.
We zijn zeven magere jaren verder. Met de brief van gisteren werd duidelijk dat er geen schikking kan worden bereikt, en dat opnieuw een procedure nodig is. Vette jaren zal mijn tankstationhouder niet meer meemaken, maar ik zal er alles aan doen zijn schade te verhalen.
Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.