Hoge Raad heeft oog voor verhoudingen in familiebedrijven
Uit een publicatie van een arrest van de Hoge Raad eind 2013 blijkt dat ook onze hoogste rechters oog hebben voor speciale verhoudingen die spelen bij familiebedrijven. Het feit dat familiebedrijven niet altijd op een overzichtelijke en eenduidige manier zijn gestructureerd en voor de buitenwereld als zodanig (juridisch) kenbaar zijn leidt in dit geval (uiteindelijk) niet tot een nadeliger uitkomst voor betrokkenen dan indien dit wel het geval zou zijn.
Uit de hieronder aangehaalde zaak blijkt echter dat het wel degelijk van belang is goed en tijdig na te denken over hoe bedrijfsopvolging uitgevoerd moet worden.
Casus: bedrijfsschade van de zonen
In de betreffende zaak ging het om onteigening door een gemeente van bij de vader in eigendom zijnde gronden. Deze gronden waren door de vader (zonder dat dit schriftelijk op enige wijze vast was gelegd) in gebruik gegeven aan zijn twee zonen om op die gronden het familiebedrijf (een tuinbouwbedrijf) uit te oefenen. Voorheen nam ook de vader deel aan de bedrijfsvoering, maar dit was al enige tijd niet meer zo.
De zonen hebben vanwege de onteigening bedrijfsschade geleden (inkomensschade en kosten van verplaatsing van het bedrijf), maar deze schade komt volgens de rechtbank in de betreffende zaak op grond van de Onteigeningswet niet voor vergoeding in aanmerking.
Gunstig oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad denkt hier anders over. Hij overweegt dat “in het licht van de omstandigheden moet worden geoordeeld dat een door de Onteigeningswet verlangde volledige vergoeding van de schade die het rechtstreeks en noodzakelijk gevolg is van de eigendomsontneming, naar redelijkheid tevens vergoeding van de bedrijfsschade van de zonen omvat.” Het gaat volgens de Hoge Raad hier immers “om onteigening van gronden die blijvend waren bestemd tot uitoefening van het tuinbouwbedrijf in familieverband, aanvankelijk door de vader en de zonen, en na het terugtreden van de vader vanwege zijn leeftijd alleen nog door de zonen.”
De Hoge Raad oordeelt verder dat hoewel de vader “niet meer zelf participeert in het bedrijf noch op enigerlei andere wijze baat heeft van de bedrijfsuitoefening op zijn gronden” dit niet wegneemt dat “hij als eigenaar er belang bij heeft dat de gronden ter beschikking blijven staan voor de bedrijfsuitoefening in familieverband door zijn zonen.” Een volledige schadeloosstelling op grond van de Onteigeningswet brengt daarom mee dat de vader ”door de schadeloosstelling financieel in staat wordt gesteld de bedrijfsactiviteiten van de zonen op andere gronden te laten voortzetten, ook al is hij daartoe jegens zijn zonen juridisch niet verplicht.”
De Hoge Raad oordeelt dus dat de vader in staat dient te worden gesteld de schade van de zonen te vergoeden door de vader deze schadevergoeding toe te kennen.
Les voor familiebedrijven: zet op papier!
De Hoge Raad heeft dus oog voor de feitelijke gang van zaken en de verhoudingen in de praktijk en de familie komt ondanks het gebrek aan juridisch heldere verhoudingen, in dit geval, goed weg. Het is echter verstandiger de verhoudingen duidelijk – voor de toekomst – op papier te zetten. In dit geval was geen sprake van een regeling omtrent de bedrijfsopvolging. De zonen gebruikten de gronden voor de bedrijfsvoering zonder dat daar enige vergoeding tegenover staat en volgens de Hoge Raad “kennelijk in het vooruitzicht dat deze gronden te zijner tijd door middel van erfopvolging aan hen zullen toevallen.”
Te denken valt dat wanneer de familie uit meerdere personen bestaat die erfgerechtigd zijn, niet zonder meer voor de hand ligt dat bij erfopvolging het bedrijf zal kunnen worden voortgezet. Daarvoor is het maken van afspraken in een bedrijfsopvolgingsplan, waarbij uiteraard ook goed gekeken moet worden naar hoe de testamenten zijn ingericht, van groot belang. In de praktijk is het dan ook regelmatig nodig dat tegelijkertijd met het vastleggen van de wijze van bedrijfsopvolging, testamenten moeten worden aangepast. Bij wat uitgebreidere familiestructuren is het opstellen van een familiestatuut, waarin – naast de meer bedrijfsmatige en organisatorische invulling van het familiebedrijf voor de toekomst – ook de erfopvolging aan bod komt, vaak aan te bevelen.
Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met Annemiek Nass. Annemiek is sinds november 2015 werkzaam binnen de procespraktijk van de sectie Ondernemingsrecht.