Ontslag en de kantonrechtersformule
Ontslag en de kantonrechtersformule
Een werkgever kan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op drie manieren beëindigen:
- opzeggen nadat het UWV een ontslagvergunning heeft verleend;
- een ontbindingsprocedure starten bij de kantonrechter;
- het overeenkomen van een beëindigingsregeling (vaststellingsovereenkomst) met de werknemer.
De financiële gevolgen voor de werknemer verschillen per ontslagroute. Indien de werkgever opzegt is hij niet wettelijk verplicht een vergoeding te betalen. Wel kan de werknemer achteraf een kennelijk onredelijk ontslagprocedure starten waarin hij de rechter vraagt een vergoeding toe te kennen. Bij een ontbindingsprocedure zal de kantonrechter in beginsel wel een vergoeding toekennen. De hoogte van die vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de zogenaamde kantonrechtersformule. Die formule heeft ook vaak “reflexwerking” indien werkgever en werknemer onderhandelen over een beëindigingsregeling.
Concept wetsvoorstel hervorming flexrecht, ontslagrecht en Werkloosheidwet
De verschillende vergoedingsregimes leiden tot rechtsongelijkheid. Met het bovengenoemde wetsvoorstel (dat nog niet is gepubliceerd) zal dat veranderen en zal voor het UWV en de kantonrechter in beginsel hetzelfde vergoedingenregime gaan gelden. Uitgangspunt daarbij is dat alle werknemers recht krijgen op een transitievergoeding die kan worden gebruikt voor (om)scholing of outplacement.
Toelichting op de kantonrechtersformule
Op dit moment speelt de kantonrechtersformule dus nog een belangrijke rol in de ontslagpraktijk. Om die reden zal de kantonrechtersformule nader worden toegelicht. In de eerstvolgende blog zal de berekening centraal staan.