Retentierecht #1: opschorting voor gevorderden
Wanbetalers zijn een doorn in het oog voor ondernemers. Onbetaalde rekeningen worden zelfs aangewezen als een oorzaak van de crisis. Ondernemers proberen zich juridisch te beschermen. Het retentierecht is daarbij een effectief wapen.
In een opeenvolgende reeks van blogs zal de werking van het retentierecht in uiteenlopende situaties worden besproken. In dit eerste deel wordt gestart met een algemene toelichting.
Wat is het retentierecht?
Het retentierecht is een bijzondere vorm van opschorting. De schuldeiser mag zijn verplichting tot afgifte van een zaak opschorten, totdat zijn vordering (de rekening) wordt voldaan. De wet bepaalt de gevallen waarin het retentierecht mag worden uitgeoefend (art. 3:290 e.v. BW).
Stel, u geeft uw schoenen ter reparatie af bij de schoenmaker. De schoenmaker zal de gerepareerde schoenen niet afgeven zolang u de rekening niet betaalt. Daarmee oefent de schoenmaker zijn retentierecht uit.
Wettelijke vereisten retentierecht
Om deze bijzondere opschortingsbevoegdheid te kunnen uitoefenen, moet worden voldaan aan enkele wettelijke eisen. Deze eisen zijn neergelegd in de algemene opschortingsregels en de specifieke regels voor het retentierecht. Kort gezegd moet sprake zijn van:
(i) een opeisbare vordering
(ii) voldoende samenhang tussen vordering en verbintenis
(iii) feitelijke macht over de zaak
Ad (i) Opeisbare vordering
In beginsel moet sprake zijn van een opeisbare vordering. Dat is bijvoorbeeld het geval als de betalingstermijn van een factuur is verstreken. Het recht kent altijd uitzonderingen (zo ook hier), maar die laten we in dit deel nog even buiten beschouwing. In het voorbeeld van de schoenmaker zal zijn vordering opeisbaar zijn op het moment dat de klant de gerepareerde schoenen komt ophalen.
Ad (ii) voldoende samenhang vordering en verbintenis
Tussen de vordering van de schuldeiser en zijn verbintenis met de schuldenaar moet voldoende samenhang bestaan. De wet neemt een zodanige samenhang aan als de verbintenissen over en weer uit dezelfde rechtsverhouding volgen of uit zaken die partijen regelmatig met elkaar hebben gedaan. De vereiste samenhang betekent kort gezegd dat de schoenmaker niet de auto(sleutel) van de klant in beslag mag nemen en onder zich mag houden, maar alleen de gerepareerde schoenen.
Ad (iii) feitelijke macht
De schuldeiser moet ook de feitelijke macht over de zaak hebben. Dit is een belangrijk voorwaarde voor het bestaan van het retentierecht en betekent zoveel als: de schuldeiser moet de zaak onder zich houden. Voor de schoenmaker is dat geen probleem. Hij heeft de feitelijke macht zolang de schoenen nog in zijn winkel staan. Als het gaat om onroerende zaken (bijvoorbeeld een woning of een bouwwerk), ligt dat minder eenvoudig. In rechtspraak wordt de feitelijke macht over een onroerende zaak in beginsel aangenomen als het feitelijk gebruik voor de eigenaar (of voor andere personen) onmogelijk wordt gemaakt. Bijvoorbeeld doordat de sloten zijn vervangen en de schuldeiser de enige is met sleutels, of omdat de schuldeiser zijn spullen niet heeft verwijderd.
What’s next? Retentierecht nader toegelicht
In de volgende blogs over dit onderwerp zullen onze collega’s (ieder in de eigen discipline) de werking van het retentierecht in de praktijk nader toelichten. Er zal onder meer antwoord worden gegeven op vragen zoals: op welke zaken kan het retentierecht worden uitgeoefend? Hoe krijgt de schuldeiser betaald? Hoe kan een retentierecht worden beëindigd?
Auteurs: Niels Mijinke & Irene Hofhuis.