Securitisatie van geldleningen
Dit blog is geschreven naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 mei 2013 over de securitisatie van geldleningen. Klanten van een bank hadden zich op het standpunt gesteld dat ze hun ‘hypotheek’ niet meer hoefde af te lossen, omdat hun geldlening met de daarbij behorende hypotheek door de bank was verkocht in een securitisatie transactie.
In de kern komt securitisatie erop neer dat een bank de vordering uit de geldleningovereenkomst met de bijbehorende hypotheek overdraagt aan een speciaal hiervoor opgerichte vennootschap, een special purpose vehicle (SPV) genaamd. Hiervoor betaalt de SPV een koopprijs. Deze koopprijs financiert de SPV door de uitgifte van obligaties. Houders van de obligaties hebben doorgaans recht op betaling van rente en – uiteindelijk – terugbetaling van het door hen geïnvesteerde bedrag.
Doordat de vordering van geldlening was verkocht dachten de klanten van de bank zich op het standpunt te kunnen stellen dat de bank al was voldaan en dus geen vordering meer op hen had.
Banken zijn in beginsel op grond van artikel 3:83 BW bevoegd om de vordering voortvloeiende uit de geldleningenovereenkomst over te dragen. Dat die vordering uit het vermogen van de bank is verdwenen betekend uiteraard niet dat de vordering zelf niet meer bestaat en dat bijgevolg is dat men niet meer hoeft te betalen.
Van het hele securitisatie proces heeft de klant vaak geen weet. Het heeft in beginsel ook geen gevolgen voor de betaling van de maandelijkse aflossingen en hypotheekrenten. Men kan ook gewoon bevrijdend blijven betalen aan de bank, omdat er sprake is van een stille cessie (artikel 3:94 lid 3 BW).
De zorgplicht van de bank brengt ook niet mee dat de bank klanten bij het aangaan van een geldleningovereenkomst moet meedelen dat zij mogelijk overgaat tot securitisatie.
De conclusie van de rechtbank Rotterdam in deze zaak was ook niet verrassend. De klanten moesten gewoon hun ‘hypotheek’ blijven aflossen, omdat door de securitisatie de vordering op de klanten niet teniet was gegaan. [rechtbank Rotterdam 1 mei 2013, LJN CA2973].
Auteur: Dagmar Meijers
Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met Bob Heijne. Bob Heijne is sinds 2013 werkzaam bij FORT als advocaat bij de sectie Faillissementsrecht.