Stookkosten van woonruimte: nieuwe wetgeving?
Aanleiding
Onder de kop “Noodklok om stookkosten” berichtte het Parool dat SP-kamerlid Paulus Jansen zich het lot heeft aangetrokken van huurders die, als gevolg van de ‘lakse houding’ van verhuurders, teveel stookkosten betalen. Ook NU.nl bracht dit nieuws. Als voorbeeld wordt het Hilwiscomplex in Amsterdam Zuid genoemd, waar de huurders – volgens het bericht – bijna 450 euro per maand aan stookkosten betalen omdat de verhuurder niet bereid is de oude blokverwarming te vervangen.
Opnieuw wetsvoorstel “Initiatiefrecht huurders”
De SP meent dat het in 2011 ingetrokken wetsvoorstel “Initiatiefrecht huurders” in afgeslankte vorm opnieuw in behandeling moet worden genomen. Volgens dat wetsvoorstel moest de verhuurder een redelijk voorstel van de huurder voor een renovatie uitvoeren. Daar stond tegenover dat de huurder bereid moest zijn een redelijke huurverhoging te betalen. Jansen wil dit voorstel nu specifiek op stookkosten toesnijden.
De wet (artikel 7:243 BW) bepaalt voor woonruimten nu al dat de rechter een verhuurder kan dwingen om op eigen kosten bepaalde verbeteringen (w.o. vervanging van een verwarmingsketel) aan te brengen. De voorwaarde daarvoor is dat de bestaande ketel ten minste tien jaar oud is. In ruil daarvoor moet de huurder zich bereid verklaren tot het betalen van een huurverhoging die in redelijke verhouding staat tot de kosten van de verbeteringen.
Deze bepaling zou kunnen worden uitgebreid, zodanig dat niet alleen de ketel, maar de gehele verwarmingsinstallatie onder de werking van het artikel valt.
Verhuurder is niet altijd kwade pier
Wat opvalt is dat Jansen voetstoots uit gaat van een lakse houding van verhuurders. Er zijn ook andere voorbeelden. Zoals het geval van een verhuurder die bereid was een oude collectieve installatie te vervangen door individuele installaties, maar ‘stukliep’ op de weigering van meer dan de helft van de huurders om daaraan mee te werken. Het is daarom zaak bij het (her)formuleren van artikel 7:243 ook acht te slaan op de positie van de welwillende verhuurder en te zorgen dat de rechter, indien de verhuurder wordt gedwongen om tot vervanging over te gaan, ook de (andere) huurders moet dwingen om die vervanging te gedogen. En, indien van toepassing, een hogere huurprijs te voldoen.